Met energiemonitoring is het actuele energieverbruik van gebouwen te volgen. Maar verkregen verbruiksgegevens zijn weinigzeggend, zonder accuraat vergelijkingsmateriaal.

gas elektra tabel

Tekst: Siebe Schootstra, Energievastgoed

 

Nederland telt ruim 460 miljoen m2 vloeroppervlak van gebouwen voor handel, diensten en overheid.1 Dat zijn kantoren, zorginstellingen, onderwijsgebouwen, musea, sportaccommodaties en ga zo maar door. Met behulp van energiemonitoring is inzicht te verkrijgen in het actuele energieverbruik en zijn maatregelen voor energiebesparing op te sporen. Het energieverbruik is natuurlijk ook terug te zien op de energienota. Probleem van beschikbaar gemaakte energiedata is dat de uitkomsten op zich weinig zeggen.

Het energieverbruik van een gebouw is afhankelijk van tal van factoren. De locatie, oriëntatie, energetische kwaliteit van de gebouwschil, de energie-efficiëntie van gebouwgebonden installaties en de intensiteit van het gebruik van het gebouw. Twee op het oog identieke gebouwen kunnen een totaal verschillend gebruik kennen. Hoewel met energiemonitoring tot op detailniveau energiestromen in kaart gebracht kunnen worden; vergelijken is lastig.

Kentallen energieverbruik

De beste methode om iets van het energieverbruik van een gebouw te kunnen zeggen is onderzoek doen naar de energieprestatie. Zo kan een adviseur een energiebalans opStellen. Aan de hand van isolatiewaarden, specificaties van installaties en gebruikstijden van het gebouw, kan redelijk nauwkeurig het verwachte energieverbruik berekend worden. Door dit naast het actuele verbruik te leggen wordt de afwijking tussen het berekende en het werkelijke verbruik zichtbaar.

Het verklaren van die afwijking is al lastiger. Houvast is dan te vinden bij ‘energiekentallen’. Lange tijd moest gebruik gemaakt worden van de kentallen samengebracht in ‘Cijfers en tabellen’ van SenterNovem2 (2007) en ‘Energieverbruik per functie’ van Meijer E&M3 (2009). Maar deze referentiewaarden zijn inmiddels ruimschoots achterhaald. Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) is begonnen met een analyse van het werkelijke verbruik en publiceerde vorig jaar het eerste resultaat daarvan. Door het koppelen van databestanden is het energieverbruik van gebouwen, ingedeeld naar type, grootte en bouwjaar beschikbaar gekomen.

De Energiekentallen Utiliteitsgebouwen 4 van ECN geeft voor 24 gebouwtypen in de dienstensector en 12 industriële sectoren het gemiddelde energieverbruik. Energievastgoed heeft op basis van deze dataset de ‘energie benchmarktool’ ontwikkeld. Dit is een eenvoudige online rekenmodule waar het verbruik van elektriciteit en aardgas te vergelijken is met de landelijke gemiddelden.

 

De energie intensiteit per gebouwtype is weergegeven in tabel 1, uit de ECN publicatie. Via de benchmarktool is verfijning mogelijk naar bouwjaar en grootteklasse. Op dit moment zijn deze kengetallen de meest accurate die beschikbaar zijn. De intensiteit is bepaald door verschillende databestanden te koppelen, onder andere de Basisregistraties Gebouwen en Adressen en data van het CBS.

 

  • Bron: Nationale energieverkenning, NeV2016

Energie benchmarktool

ECN heeft berekend dat gebouwen met een kantoorfunctie in totaliteit 87 miljoen m2 beslaan. Het gaat dan om 68.000 gebouwen in Nederland. Het verbruik aan gas bedraagt 955 miljoen m3 (30 PJ) en elektra 7800 miljoen kWh (28 PJ).

Van al deze gebouwen valt 27% onder de werking van het Activiteitenbesluit en de verplichting energiebesparende maatregelen te nemen. Deze vooral grotere gebouwen beslaan 84% van het totale oppervlak en nemen 77% van het gasverbruik voor rekening, naast 90% van het elektriciteitsverbruik, met een besparingspotentieel van 30%. Gebouweigenaren: er is werk aan de winkel.

 

Via de Energie Benchmarktool kan het energieverbruik van een gebouw vergeleken worden met het gemiddelde, naar 24 verschillende gebouwtypen, bouwjaar en grootteklasse. Ga daarvoor naar (website niet langer beschikbaar)

 

Energie prestatienorm (EPn) en energielabel

Behalve het laten opmaken van een complete energiebalans per gebouw, ligt het voor de hand om naar beschikbare databronnen te kijken, zoals het energielabel. Het label immers, geeft voor het gebouw precies de verwachte energieprestatie weer. In praktijk valt dit tegen. Allereerst is lang niet voor ieder gebouw een energielabel opgemaakt; hoewel verplicht, in slecht 30% van de transacties wordt ook daadwerkelijk een label meegeleverd. Verder is de energieprestatienorm weergegeven op het label geen volledige weergave

van het energieverbruik. Figuur 5 van ECN laat zien dat veel

van de energiefuncties in een gebouw niet in de berekening voor het energielabel worden meegenomen. Afhankelijk van de gebruiksaard van een gebouw kan juist de hoeveelheid ‘gebruikersenergie’ enorm verschillen.

 

bandbreedte in kentallen

De energiekentallen zijn gebaseerd op actuele verbruiksgegevens en laten voor bepaalde gebouwen een behoorlijke bandbreedte zien. Vooral voor gebouwen met een ongunstig energielabel zoals labelklasse G is de bandbreedte groot. In figuur 2 van ECN is die bandbreedte weergegeven. Het gaat om gebouwen in de grootteklasse 2.000 tot 5.000 m2, blauw met bouwjaar tot 1976 en groen met een bouwjaar van 1994 tot 2016. Hoe beter het label, hoe kleiner de bandbreedte.

 

Voor jongere gebouwen met label G blijkt de bandbreedte enorm te zijn, met verschillen die oplopen tot ruim 50%. Deze verschillen laten zich mogelijk verklaren door gedeeltelijke leegstand en door niet optimaal ingeregelde klimaatinstallaties. Voor vergelijk via de energie benchmarktool is de bandbreedte niet van invloed; weergegeven immers zijn de absolute gemiddelde verbruiken.

 

Energie intensiteit en energielabel

De gevonden bandbreedte in de vorig jaar gepubliceerde Energiekentallen Utiliteitsgebouwen was voor ECN aanleiding nader onderzoek te doen en het werkelijke verbruik van gebouwen met een energielabel op een rij te zetten.

Vorige maand verscheen het rapport ‘Energielabels en het daadwerkelijk energieverbruik van kantoren’.5 Uit deze grootschalige analyse blijkt dat kantoren met een energielabel A tot 50% minder gas verbruiken dan kantoren met een G-label. Het elektriciteitsverbruik kan juist hoger liggen.

Deze analyse is uitgevoerd op basis van circa 1.000 gebouwen, rekening houdend met bouwjaar en grootte.

Zoals te zien in figuur 2 is het verschil in gasverbruik tussen label G en label A 7,5 m3/m2. Dit ondersteunt het vermoeden dat door het beter inregelen van klimaatinstallaties

in kantoren zo’n 20 tot 30 petajoule te besparen is. Voor elektriciteit ligt het andersom. Moderne label-A kantoren verbruiken gemiddeld 15 kWH/m2 méér dan oude, label G kantoren.

Volgens ECN komt dit doordat de betere kantoren een hogere bezettingsgraad kennen en een meer intensief gebruik. Hierdoor is het verbruik voor kantoorapparaten en ICT hoger.

 

Energiemonitoring eerste stap

Uit het voorgaande blijkt dat voor het realiseren van een efficiënte energiehuishouding, omwille van kostenbeheersing, duurzaamheidsdoelstelling, of omwille van het Activiteitenbesluit, energiemonitoring een voorwaarde is. De uitkomst van een energielabel, energie-index of EPC-berekening is, net zoals de jaaropgave van het energiebedrijf, onvoldoende om de energieprestatie van een gebouw inhoudelijk te kunnen beoordelen.

opsomming energie functies

gasintensiteit

Energiemonitoring brengt het verbruiksprofiel van een gebouw in beeld, waardoor kloktijden en stooklijnen te optimaliseren zijn. Het dan bereikte energieverbruik laat zich goed vergelijken met de energiekentallen en de uitkomsten van de benchmarktool. Afwijkingen die dan nog bestaan vormen een dankbare uitnodiging voor het nemen van maatregelen voor energiebesparing. Want deze verdienen zichzelf bijna altijd terug.

Download hier de originele publicatie (pdf) :

benchmark-energieverbruik-gebouwen