Ir. Ben Westenburger (1953) is één van de voortrekkers van Passief Bouwen. Als architect (Delft, 1981) en partner van Rothuizen Architecten Stedebouwkundigen en als opleidingscoördinator van de opleiding Bouwkunde aan de Hogeschool Zeeland, denkt hij toekomstgericht. Bij zowel nieuwbouw als renovatie zijn thema’s als circulariteit, biobased en duurzaamheid voor hem het logische vertrekpunt.
Tekst: Siebe Schootstra
U bent één van de architecten die geassocieerd wordt met passief bouwen. Hoe is dat ontstaan?
“Jaren geleden waren wij al overtuigd dat passief bouwen een goede ontwikkeling zou zijn en niet alleen voor nieuwbouw. Daarom namen we het initiatief om voor drie verschillende soorten gebouwen het concept toe te passen. Dat heeft geresulteerd in het eerste passieve Rijksmonument van Nederland: een passief gerenoveerde school. Daarnaast de eerste nieuwbouw school met het PassiefBouwen keur: OdyZee in Goes. En tot slot een eerste herbestemming tot kantoorgebouw met het PassiefBouwen keur: de graansilo in Middelburg.”
“Van monumenten wordt wel gezegd dat ze duurzaam zijn van zichzelf, omdat ze er al zo lang staan. Maar daar houdt het voor mij niet op. Je mag nadenken hoe je zo’n gebouw qua comfort en duurzaamheid geschikt kan maken voor de toekomst. De passiefnorm vind ik daar het beste bij aansluiten, maar het zijn complexe opgaven. Het vergt doorzettingsvermogen om het voor elkaar te krijgen, al is dat bij het monument, dat tevens mijn woning is, en het kantoor in de oude graansilo, uiteindelijk gelukt.”
Ben je als architect dan ook afhankelijk van het doorzettingsvermogen van de opdrachtgever?
“Ja, en daar zit wel een probleem. Het monument zou mijn woning worden, de silo ons kantoor; we waren architect én opdrachtgever. We hadden toen de verwachting dat passief bouwen meer opgang zou doen in de bouwpraktijk. Maar ondanks dat de projecten breed gepubliceerd zijn, kwam er amper een vervolg en hebben we sindsdien maar weinig opdrachtgevers kunnen overtuigen om naar passief te gaan.”
Een teleurstelling?

“Absoluut. En je vraagt je dan af hoe dat komt. Ik denk dat een belangrijke reden is dat we over het algemeen de korte termijn belangrijker vinden dan de lange termijn. Passief bouwen is natuurlijk een concept gericht op de lange termijn, zowel in termen als wooncomfort, energieverbruik en materiaalgebruik. Eén van de mooie aspecten van passief is het gebruik van complexe installaties terug te dringen en zoveel mogelijk zaken op
natuurlijke wijze op te lossen. Als je die klik niet maakt naar de lange termijn, zie je niet de voordelen die passief oplevert. Dat je een gebouw kunt maken zonder indeling, omdat het klimaat door het gehele gebouw gelijk is, dat het nooit tocht; dat zijn kwaliteiten die je onvoldoende bij de opdrachtgever tussen de oren kan krijgen.”
Raakt passief in Nederland buiten de gratie?
“Eerlijk gezegd hoor ik er te weinig over. En het is een realiteit dat ik in de praktijk nog maar zelden de vraag krijg. Als opleidingscoördinator van de opleiding Bouwkunde aan de Hogeschool Zeeland zie ik dat het in de opleiding ook wat op de achtergrond is geraakt. Daar gaat het over circulariteit en biobased materialen. Ook wel over het verduurzamen van monumenten in de zin van isoleren, maar vrijwel nooit over de mogelijkheid een gebouw passief te maken. Aan de andere kant, technieken die je gebruikt bij passief bouwen dringen wel door in de opleiding. Zoals de blowerdoor luchtdichtheidsmeting of infraroodopnames voor warmteverlies.”
In landen om ons heen bestaat veel meer aandacht voor de voordelen van passief.

“Wel, ik heb het idee dat in de landen van Midden-Europa en Scandinavië in zijn algemeenheid veel meer aandacht bestaat voor gebouwen. Niet alleen als het gaat om geld, maar vooral ook bij het materiaalgebruik en de aandacht voor detaillering en kwaliteit. In Nederland vinden we een gebouw vooral een gebruiksding, waarbij we meer belang hechten aan het ontwerp van de keuken en de badkamer dan aan het gebouw zelf. Neem bijvoorbeeld balansventilatie. Mijn woning heeft het ook en ik vind het fantastisch. Met grote roosters voor lage luchtsnelheden. Maar in de bouw wordt vooral gekeken hoe je zo’n systeem zo goedkoop mogelijk kon maken. Als je daar op gaat beknibbelen, komen de fouten vanzelf naar boven en nu heeft balansventilatie in Nederland een slechte naam.”
Is behalve de lange termijn de total cost of ownership (TCO) een belangrijk argument?
“Al jaren wordt benadrukt dat je niet naar de stichtingskosten moet kijken, maar de TCO als uitgangspunt
neemt. Dat wordt onvoldoende gedaan. Als je aan tafel zit, is het toch lastig om dat uitgangspunt overeind te houden omdat je niet goed kunt voorspellen wat er in de toekomst gebeurt. Neem de energieprijzen. Ook wordt je beperkt door het denken in budgetten per vierkante meter en andere normen die gelden voor de bouw, of de situatie waarin een opdrachtgever niet de mogelijkheid heeft om exploitatievoordelen te kapitaliseren en dus gaat voor een laag investeringsbedrag.”
Dat is penny wise, pound foolish?
“Als je nu niet optimaal isoleert, ben je over 15 jaar misschien alweer aan de beurt. Maar dat geldt voor allerlei ontwikkelingen waarvan je niet weet waar het heen gaat. Stel dat je er op gokt dat de productie van duurzame energie tegen die tijd gemeengoed is, wat maakt het dan nog uit hoeveel je verbruikt. Maar dan ga je voorbij aan andere aspecten die de kwaliteit van een gebouw bepalen.
Neem het wooncomfort of gebruikscomfort. Wat je ziet, is dat de kantoorgebouwen die tien jaar geleden tegen minimale kosten zijn neergezet, nu leeg staan en omgebouwd worden tot studentenwoningen. Want de huurder gaat liever naar een nieuw kantoorgebouw dat wel tegemoetkomt aan huidige eisen omtrent comfort en gezondheid.”

Welke trend is zichtbaar in de opleiding Bouwkunde?
“Als je kijkt naar de opleiding hier in Zeeland, dan zie je vooral de aandacht voor circulair bouwen en dan met name biobased bouwen. Dat is voor

Zeeland ook niet ongewoon; we zijn een provincie met zee en land en met agrarische en maritieme productie van groene grondstoffen, waarmee je bouwmaterialen kunt maken. Daarnaast heeft Zeeland relatief veel monumenten en we doen veel onderzoek naar de mogelijkheden om die monumenten te verduurzamen. Daarbij richten we ons op de vraag hoe je maatregelen kunt standaardiseren, zodat je niet per gebouw steeds opnieuw moet bedenken wat mogelijk is of per maatregel toestemming moet vragen aan de gemeente. Je wilt oplossingen herhaald kunnen toepassen.”
Welke ontwikkelingen ziet u voor toekomstbestendig bouwen?
“Wat ik zelf een belangrijk aspect vind, is dat het gebruik van woningen en kantoren gaat veranderen. Een comfortabel binnenklimaat zal belangrijker worden, gezondheid is absoluut een thema en het woongebruik zal ook veranderen. Klimaatadaptatie wordt een aspect, zoals groene daken en het bergen van regenwater. Maar waar echt verandering in moet komen, is wat we industrieel realiseren. Als je kijkt naar de faalkosten en de bouwtijd in het bouwproces en dat mensen nog op steigers staan, dat is niet meer van deze tijd. Conceptueel en industrieel bouwen, dat kan enorm omhoog en daarbij gaat het om het optimaal beheersen van het totale proces. Daar is een enorme winst te boeken.”
Schoolvoorbeeld
Het Rijksmonument Latijnse School in Middelburg staat nog steeds model voor renovatie volgens de principes van passief bouwen. RVO heeft er op haar website een pagina voor ingeruimd. Het gebouw bestaat uit drie delen, waarvan de oudste stamt uit de 14de eeuw. Ondanks de beperkingen voor monumentenzorg, opgelegd door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en de gemeentelijke monumentencommissie, is de renovatie geslaagd. De gebouwschil is geïsoleerd en kierdicht gemaakt en koudebruggen zijn weggenomen, met behoud van het uiterlijk en het zinken dak. Zonlichttoetreding is gerealiseerd met extra ramen en een lichtstraat. Het energieverbruik is conform Passiefhuis niveau 15-20 kWhth/m2.