Vanaf 1 januari 2021 gelden er nieuwe energieprestatie-eisen voor nieuwbouw. na twintig jaar nemen we afscheid van de energieprestatiecoëff (ePC). daarvoor in de plaats komen drie nieuwe eisen voor ‘bijna energieneutrale gebouwen’ (Beng). Hierbij wordt er onder meer gekeken naar de energiebehoefte van een gebouw in kWh/m2 gebruiksoppervlakte, per jaar. dit sluit aan op de PHPP-rekenmethodiek die al enige tijd voor passief bouwen worden gebruikt.
Tekst: ing. Frank de Groot
De nieuwe BENG-eisen zijn een aanscherping ten opzichte van de huidige EPC. Nederland geeft hiermee invulling aan de EPBD Recast (Energy Performance of Buildings Directive) dat alle nieuwe gebouwen vanaf 2020 bijna energieneutraal moeten zijn. Dat is overgenomen in het nationale Energieakkoord. De huidige EPC-berekening is minder geschikt voor BENG. In de eerste plaats voegt de EPC alle energiemaatregelen samen tot één dimensieloos getal. Daardoor biedt deze rekenmethodiek weinig inzicht in de manier waarop de energieprestatie is behaald.
Daarnaast is het de vraag of het wel zo duurzaam en slim is om een gebouw maximaal vol te leggen met zonnepanelen, zonder eerst de energiebehoefte te beperken met isolatie (trias energetica). Zo blijkt nu al dat de minimale milieuprestatie die naar verwachting in 2018 in het Bouwbesluit op 1,0 € / m2 bvo / jaar gesteld gaat worden, lastiger haalbaar kan zijn voor energieneutrale of energieleverende woningen. Dat wordt veroorzaakt door aanvullend materiaalgebruik en een toenemende hoeveelheid aan installaties. Het dak volleggen van zonnepanelen en een gebouw volproppen met installaties is dus niet de weg die we moeten gaan op weg naar energieneutraal.
‘Woningbouw volgens BeNG’, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Februari 2017
Wat is BENG?
In BENG wordt de energieprestatie van een gebouw uitgedrukt
met drie indicatoren:
- BENG 1. Energiebehoefte: de hoeveelheid energie die een gebouw nodig heeft voor verwarming en koeling uitgedrukt in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar. Deze indicator gaat over het beperken van de energievraag van het gebouw zelf. Aandachtspunten: stedenbouwkundig ontwerp, oriëntatie, compact ontwerp, schilisolatie, luchtdichtheid, zomernachtventilatie, ventilatiesysteem en zonwering.
- BENG 2. Primair energiegebruik: de hoeveelheid fossiele brandstof in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar die nodig is voor verwarming, koeling, warm water en installaties. Let op: voor netstroom wordt het rendement van elektriciteitsproductie verrekend. Aandachtspunten: effi te installaties, warmteafgifte op lage temperatuur, warmwater met korte leidingen en warmteterugwinning en toepassing van hernieuwbare energie (ook BENG 3).
- BENG 3. Aandeel hernieuwbare energie: het percen-
tage (in procenten) hernieuwbare energie van het totale energiegebruik. Aandachtspunten: toepassing van PV, zonneboiler, bodemenergie, omgevingswarmte, biomassa en externe warmtelevering (mits hernieuwbaar).
SamenHang in Beng
De EPC geeft één waarde voor de energieprestatie van een woning. Binnen die waarde kan een matige score op het ene aspect worden goedgemaakt door een extra hoge score op een ander aspect. Dat is in BENG niet meer mogelijk. Een gebouw moet namelijk gelijktijdig aan de drie BENG-indicatoren voldoen. Het is niet mogelijk een onvoldoende op de ene indicator te compenseren met een ruime voldoende op een andere. Maar er zijn wel relaties tussen de drie indicatoren:
- BENG 1 hangt samen met BENG 2. Als een woning minder energie nodig heeft voor verwarming en koeling, dan wordt er meestal ook minder primair fossiele energie gebruikt. Deze relatie is niet één-op-één, want energie voor verwarming en koeling kan ook worden geleverd door hernieuwbare bronnen. Bovendien valt tapwaterverwarming wel onder BENG 2, maar niet onder BENG 1.
- Er is ook een relatie tussen BENG 2 en BENG 3. Als een woning meer hernieuwbare energie opwekt, wordt er minder aanspraak gedaan op fossiele brandstoffen.
Voor elke indicator geldt straks een eis die varieert voor woningen, utiliteitsgebouwen, onderwijsgebouwen en gezondheidszorggebouwen. Zo mag het primair energiegebruik van nieuwe woningen straks niet hoger zijn dan 25 kWh per m2 per jaar. Ter vergelijking: dit komt ongeveer overeen met een EPC van 0,2. Voor alle soorten gebouwen geldt dat minimaal 50 procent van het gebouwgebonden energiegebruik afkomstig moet zijn van duurzame bronnen. De eisen op een rij:
Nadere uitleg indicatoren
Voor de duidelijkheid: BENG-indicatoren hebben alleen betrekking op gebouwgebonden energiestromen, inclusief tapwaterverwarming. De energie voor verlichting en huishoudelijke apparaten wordt bij woningbouw buiten beschouwing gelaten! In de EPC valt de post ‘verlichting’ trouwens nog wel onder het gebouwgebonden energiegebruik. In BENG (bij woningbouw) wordt verlichting echter tot het huishoudelijk energiegebruik gerekend.
Het ‘primair fossiel energiegebruik’ is de hoeveelheid energie uit niet-hernieuwbare bronnen die geen omzetting of transformatie heeft ondergaan. Als eenheid van energie wordt kWh gebruikt. Dat geldt ook voor de hoeveelheid energie in de vorm van fossiele brandstof. Het gaat echter niet om de kilowatturen die op een elektriciteitsmeter worden geteld:
- 1 kWh is evenveel als 3,6 MJ.
- 1 m3 aardgas heeft een primaire energie-inhoud van circa 9,8 kWh.
- 1 m3 aardgas levert na omzetting in een elektriciteitscentrale 3,8 kWh elektriciteit, op basis van rendement elektriciteitscentrale 39%.
Eerst besparen, dan opwekken
Het belangrijkste verschil van BENG ten opzichte van EPC is de aparte eis aan de energiebehoefte van het gebouw zelf.
Daardoor krijgt energiebesparing voorrang op energieopwekking, terwijl dit binnen de EPC uitwisselbaar is. Maar energie die je niet gebruikt, hoef je ook niet op te wekken. Zo kun je het primair energiegebruik van een gebouw bijvoorbeeld terugbrengen door de verwarmingsketel te stoken met pellets; een hernieuwbare bron van biomassa. Maar die pellets kosten wel geld. Om de nergierekening laag te houden is het dus slimmer om eerst de energiebehoefte te beperken en dán pas op te wekken. Analyses van recente plannen voor nieuwbouwwoningen laten dan ook zien dat BENG 1 (terugdringen van de energiebehoefte) het meest kritisch is. Zeer energiezuinige woningen, zelfs die met een EPC van nul of negatief, voldoen soms niet aan de voorgenomen eis van maximaal 25 kWh per m2.
Een ander belangrijk verschil is de minimumeis aan het aandeel hernieuwbare energie, waar binnen de EPC ook geen sprake van is. De hernieuwbare bron is wel vrij in te vullen; met zonnecollectoren en zonnepanelen, wind, waterkracht of biomassa. Ook de opbrengst van een warmtepomp voor verwarming en warm tapwater – minus eventueel gebruik van fossiele energie – telt als hernieuwbare energie.
In ontwikkeling
Het ministerie van BZK, ondersteund door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, heeft de BENG-indicatoren uitgewerkt. Deze indicatoren en de voorgenomen eisen die daaraan worden gesteld, zijn onder meer gebaseerd op een analyse van energiestromen bij zeer energiezuinige woningen en utiliteitsgebouwen.
Bronnen
‘Woningbouw volgens BENG’, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Februari 2017
‘Onderzoek innovatieve opties BENG’ (Bijna EnergieNeutrale Gebouwen)[PDF],
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, DWA, in samenwerking met Niemand Raadgevende Ingenieurs, 16 september 2016.
De voorgenomen eisen zijn vastgelegd in een brief van de minister voor Wonen en Rijksdienst aan de Tweede Kamer van 2 juli 2015. Daarin staat dat na 2020 alle nieuwe gebouwen bijna energieneutraal moeten zijn.
Voor overheidsgebouwen geldt deze eis al vanaf 1 januari 2019. Tot die tijd wordt nader onderzoek gedaan. Onder andere naar de kostenoptimaliteit van het eisenpakket. De defi tieve eisen kunnen daardoor enigszins afwijken van wat nu is voorgenomen.