Binnen de Stichting PassiefBouwen.nl vindt regelmatig overleg plaats met gespecialiseerde adviseurs die zich regelmatig bezig houden met passief bouwen.
Dat leidt ertoe dat duidelijkheid ontstaat over hoe het best met eisen en berekeningen kan worden omgegaan.
In het verlengde daarvan doet de Stichting aanbevelingen voor afgestemde toepassing van de regels voor het in aanmerking komen van de certificaten die de Stichting uitgeeft.
In de loop van de tijd zijn de volgende aanbevelingen/regels vastgesteld:
Omgaan met ventilatie-eisen
Er wordt vanuit gegaan dat de installatie 9 uur per dag in de laagste stand zal draaien, stand 1. genoemd.
De installatie zal 13 uur draaien op stand 2. en zal tenslotte per etmaal 2 uur draaien op stand 3., de hoogste stand.
Ten aanzien van de dimensionering van de installatie geldt de eis, dat in de laagste stand minimaal 0,3 verversing per uur plaatsvindt.
Oriëntatie en Solar Gain
In het algemeen zal het voldoende zijn om de gemiddelde waarde voor Solar Gain te hanteren die de PHPP kent.
Echter bij een extreem gunstige oriëntatie zal daarmee de bijdrage van de zon aan verwarming in de winter pessimistisch worden berekend en in dat soort gevallen is het dus de moeite waard om te kiezen voor een gedetailleerde invulling.
In omgekeerde zin geldt, dat bij een ongunstige oriëntatie met bijvoorbeeld ongunstige beschaduwing het hanteren van gemiddelde waarden een geflatteerde uitkomst zal geven ten opzichte van te verwachten werkelijkheid.
Ook in dat soort gevallen is het dus aan te bevelen om ‘echt’ te rekenen.
Eenduidig meten
Als er bij een project verschillende woningtypen voorkomen moet voor elke type een berekening worden gemaakt en is het aan te bevelen ook aan elk type in principe te meten. Bij het veelvuldig voorkomen van identieke typen lijkt een steekproef van 1 per 10 woningen meten een aanvaardbare aanpak.
Gemiddelden over bouwblokken bij nieuwbouw en renovatie
In de Duitse praktijk, mag door middeling van het totaalresultaat over een aaneengesloten blok ‘de prestatie van de makkelijke woningen die van de moeilijke compenseren’.
Gezien de Nederlandse bouwpraktijk wordt aanbevolen deze middeling toegestaan, maar de toegestane afwijking van moeilijk woningen wordt begrensd tot 10%.
Voor de nieuwbouw betekent dit dat de naar oppervlak gewogen gemiddelde of voor het gehele blok berekende energievraag voor een aaneengesloten blok moet uitkomen op of onder 15 kWh/m², terwijl de moeilijke woningen niet boven 16,5 kWh/m² mogen uitkomen. Voor renovatie liggen deze getallen op gemiddeld 25 kWh/m² en dus maximaal op 27,5 kWh/m².
Lineaire koudebruggen
De gekozen rekenmethode laat de mogelijkheid open om in bepaalde gevallen forfaitaire praktijkwaarden aan te geven dan wel nauwkeurige berekeningen te maken voor lineaire koudebruggen.
Bij de te maken keuze speelt de ervaring van de betrokken adviseur een grote rol.
vaak zal een nauwkeurige berekening een gunstiger resultaat opleveren dan toepassing van op praktijkervaringen gehanteerde forfaitaire waarden.
Anderzijds kunnen adviseurs ook niet eindeloos rekenuren in rekening brengen bij de opdrachtgever.
Op basis van ervaring moet steeds weer worden ingeschat waarvoor wordt gekozen.
Eisen aan ramen en kozijnen
Bij ramen en kozijnen worden drie grootheden gehanteerd
Uframe , de isolatie waarde van het kozijn
Uglas, de isolatiewaarde van het glas
Uwindow, de isolatiewaarde van het geheel
Met de waarde van Uwindow wordt gerekend bij het berekenen van de energieprestatie van een gebouwontwerp. Omdat de kozijnen de moeilijkste component vormen en omdatde ontwikkeling van betere glassoorten zeer snel is gegaan is er soms een neiging om een “zwak” kozijn binnen de prestatie eisen te brengen met “zeer goed” glas. Dat kan in sommige gevallen ongewenste condensproblemen geven.
Daarom wordt voor Uframe geen hogere waarde aanvaard dan 1,0 en terwijl Uwindow niet slechter (hoger) mag uitkomen dan 0,8.
De Duitse eis is iets strenger maar met deze formulering gaat de aansluiting met de Nederlandse bouwpraktijk niet verloren.
De genoemde waarden zijn terug gerekend op een standaard kozijn:
een naar binnen draaiend draai-kiepraam van 1,23 x 1,48 meter.
Kleinere woningen
De gehanteerde PHPP methode is terecht geroemd om de grote voorspellende waarde van de rekenuitkomst.
Toch blijkt bij kleinere woningen een probleem te ontstaan om de vereiste energieprestatie 15 of 25 kWh/m2 te halen. nadere analyse leert dat voor dat soort woningen de standaard berekende interne warmteproductie door de relatering aan het vloeroppervlak, op een lager getal uitkomt dan de praktijk laat zien.
Daarom mag voor kleinere woningen hiervoor een waarde worden gehanteerd die gerelateerd is aan het vloeroppervlak van de woning.
Die waarde kan worden gevonden door in de bijgaande grafiek vanuit het vloeroppervlak recht omhoog te gaan naar de rode lijn en de dan gevulde waarde in te vullen.
Voorshands geldt deze regel alleen voor grondgebonden woningen.
Nederlandse en Duitse Passief certificaten
Het Duitse Passiv Haus Institut verleent aan door hen goedgekeurde adviseurs het recht om – ook in andere landen – Duitse certificaten af te geven. Ze moeten voor dit recht jaarlijks een bedrag betalen.
Bij het formuleren van de eisen voor de Nederlandse praktijk is er nauwlettend voor gekozen de afgifte centraal te houden zonder belang van degene die afgeeft.
Bij de invoering van de Nederlandse certificaten is verder aangesloten bij de Nederlandse bouwpraktijk die behoorlijk van de Duitse afwijkt.
Voor het Nederlandse certificaat moet extra controle op de bouwplaats plaats vinden om vast te stellen dat ook daadwerkelijk volgens het goedgekeurde ontwerp wordt gebouwd.
In Duitsland bestaat die eis niet, maar daar heeft de architect een grotere verantwoordelijkheid.
Voor het Nederlandse certificaat moet de werking van de ventilatie-installatie apart worden gecontroleerd. In Duitsland volstaat een meetrapport van de installateur. Ook dat is vanuit de verschillende verantwoordelijkheden in Duitsland verklaarbaar maar in Nederland niet werkbaar.
Voor het Nederlandse certificaat moeten infrarood foto’s worden overlegd waaruit blijkt dat de isolatie goed is aangebracht.
Er is dus alle aanleiding voor voorzichtigheid als in Nederland een Duits certificaat wordt gehanteerd omdat het Nederlandse certificaat aansluit op de Nederlandse bouwpraktijk terwijl het Duitse certificaat uitgaat van de wezenlijk andere verantwoordelijkheden op een Duitse bouwplaats.